Wie zijn wij? Kunnen wij onszelf verlaten? Zijn wij misbaar, maken wij de dienst uit, zijn wij een bijwerking van het heelal? Waar in ‘wij’ zit ‘ik’?
In haar tweede bundel denkt Sasja Janssen hardop, zingt haar vragen, graaft ze uit tot de wortels en probeert in woorden de grenzen van identiteit uit.
De pers:
Maar zo lukraak als ze die wereld in Papaver te lijf ging, zo raak mikt ze nu. De compositie van Wie wij schuilen is beheerst. De bundel opent met een zevendelige reeks ‘Wij’. Daarna volgen: ‘Waartoe wij’, ‘De lucht hangt los van ons, met zilver’, ‘Wij zijn een bijwerking van het heelal’ en ‘Wij wensen halt auf verlangen’.
‘Ja we spelen eindig’ luidt de laatste zin van de bundel. Het is dan absoluut geen kinderspel meer, al is er nog troost getuige het gedicht ‘We praten anders’:
Het kind maakt zijn strafregels in de bomen, dan is het minder erg
ik ontvang jou in de kelder, dan is het minder erg, jij likt kringen van de muren
ik herschik appels
we zien koude lakens voor ons, brandewijn, briefjes, leunen tegen lijzijde
maar het kind fluit zijn hondenfluit en je moet hoognodig weg
nog naar het toilet boven en je gezicht even wassen, dan is het minder erg
Elders stelt Sasja Janssen dat wij als bijwerking van het heelal gaan uitsterven. Er is nog tijd voor een derde bundel, hoop ik.
NRC, Arie van den Berg
(Beste boeken van week 31, 2010)