Teresa Koppe weet niet hoe ze gewond is geraakt. Ze weet niet waar ze zich bevindt. Al vertellend probeert ze de gaten in haar geheugen te dichten, daarbij op de huid gezeten door Quinten- maar wie is die Quinten eigenlijk?
Ze herinnert zich wel hoe ze voor de tweede keer door Sven, aan wie ze haar leven lang verslingerd is, werd verlaten. Net als de eerste keer koos hij opnieuw voor die ander, de lustige Lucia.
Terwijl Teresa zich nu afvraagt in welke ruimte ze is (laboratorium of kliniek) en waarom ze daar lijkt te worden vastgehouden alsof ze iets ernstigs heeft misdaan, ontvouwt de geschiedenis zich, met een verrassend einde. Heeft Teresa wraak genomen?
PERS
Je mag dit intrigerende verhaal best vergelijken met Else Böhler of Meneer Vissers Hellevaart van Vestdijk- vanwege het opgeslotene en geïsoleerde- of Het Chemisch Huwelijk van Goethe of het hilarisch-absurdistische werk van Kafka. Grote namen, maar het is toch Sasja Janssen zelf die ditmaal haar weerbarstige taal, die in haar debuut De kamerling (2001) voor een muurtje zorgde tussen lezer en verhaal, bekleedt met de verleiding van een zwoele danseres.
Koen Eykhout, Dagblad de Limburger, 2005
Wie denkt in een flauwe ontwikkelingsroman terecht te zijn gekomen, wordt terechtgewezen door de bedaarde zinsnedes van Janssen en de opmerkzaamheid van haar protagonist Teresa. Sasja Janssen weet met haar taalgebruik en zinsconstructies een bizarre en toch uiterst herkenbare wereld te tonen. In die wereld springt een jongen voor de trein, wordt een hond vermoord, woont een slagersdochter in een kamer die naar benzine ruikt en verlaat Sven Teresa voor de tweede keer. Vestdijk? Rosenboom? De nieuwe Maarten ’t Hart heet Sasja Janssen.
Margriet van der Linden, BLVD, april 2005