Sasja Janssen – Ik trek mijn species aan

Ik trek mijn species aan

Ik trek mijn species aan gaat over het verlangen naar het begin, het sardonische genoegen van het maken en het weer kapot maken om opnieuw te beginnen, de liefde voor dichten. Hoe moet ik leven, vraagt Sasja Janssen zich af. Wie ben ik? Ben ik mijn herinneringen? In een sobere stijl die ontroert, bijt Sasja Janssen haar species uit. Waarna ze die weer kan verlaten, de opmaat naar een nieuwe bundel.

_________________________________

★★★★★ Het Parool, Dieuwertje Mertens:

‘ Positie tussen leven en dood. ‘ En daarmee heeft Janssen in haar poëtische zoektocht naar het ‘zijn’ haar ‘ik’ afgelegd op papier. Lezen en herlezen!’

_____________________________________

Juryverslag VSB Poëzie Prijs 2015:

‘In deze uitdagend beklijvende bundel heeft Sasja Janssen ‘genoeg over ik gedicht’. In een fabelachtig echt spel tussen begin en einde en alles daartussenin, worden soorten van mensen geboren die vervolgens trachten te overleven. Misschien is seksualiteit het enige houvast, of in elk geval een benadering van identiteit. Zonder de soortnaam vrouw, is er geen beginnen aan. En dan nog: ‘Ik red het niet, dat gedoe over leven en dood’. De zinnen in ‘Ik trek mijn species aan’ prikkelen, pesten, doen lachen en nadenken in een perfect aan elkaar geregen korset van woorden.’

Voor meer informatie zie: http://www.poetryinternationalweb.net/pi/site/poet/item/24948/6/Sasja-Janssen/nl

____________________________________________

De Groene Amsterdammer, 6 augustus 2014, Piet Gerbrandy:

‘Wat maakt deze poëzie zo goed? Janssen neemt risico door het gedicht zijn eigen bedding te laten zoeken, staat open voor ieder nieuw vergezicht dat zich voordoet en verbluft met absurde beelden, maar dat is nog geen recept voor sterke poëzie. Waar het om gaat, is dat de inzet hoog is. De dichter probeert wanhopig iets te vatten van de krankzinnige wereld waarin we terecht zijn gekomen en waarin we het met volstrekt ontoereikende middelen moeten zien te rooien.’

________________________________________________

Rutger Cornets de Groot, ‘Tussen ik en atoom’, Awater, zomer 2013

‘Impliciet – want stellig en poëticaal is ze nergens – kiest Janssen hiermee positie tegenover twee dominante richtingen in de hedendaagse poëzie: een op het ik gerichte, humanistische dichtkunst waarin de dichter zichzelf en zijn lotgevallen bezingt of betreurt, en een ‘posthumanistische’ poëzie waarin het ik zich tot andere ikken moet zien te verstaan in meerstemmige, flarfachtige experimenten.

Sasja Janssen schreef een sterke, doordachte en thematisch samenhangende bundel die – en dat is nog het mooiste – in alles het tegendeel uitdrukt van de kwalificaties uit Hermans’ motto.’

______________________________________________

Fleur Speet, Athenaeum Boekhandel (juli 2014)

‘Dit is zinnelijke oerkrachtpoëzie (hoewel minder zinnelijk dan haar vorige bundels). Daarmee staat Janssen in de lijn van Maria van Daalen, die net zulke ontluikende, spetterende en nietsontziende gedichten schrijft waarin het geslacht iets rauws wordt, ‘vagijn’ in de woorden van Janssen. Astrid Lampe is ook heel goed in raspende lijfelijkheid. Janssen, Van Daalen en Lampe zijn in feite de evenknie van Hugo Claus in zijn beste jaren, zoals een foto en zijn negatief zich tot elkaar verhouden. Ze dichten niet vanuit het mannelijk, maar vanuit het vrouwelijk perspectief, doorleefd en oprecht.

Uiteindelijk draait het allemaal, zoals in de meeste grote poëzie, om het blootgeven van het ‘ik’, om het persoonlijke dat bevochten moet worden. ‘Ik red het niet, dat gedoe over leven en dood’ heet een van de latere cycli. De liefde blijkt het middel tot de uniciteit, terwijl – oh tegenstrijdigheid van dit bestaan – je juist in de liefde universeler bent dan ooit. Dat branden en dat verlies, dat kent iedereen.’

_____________________________________________